Op 15 september 2011 heeft de Afdeling advisering van de Raad van State advies uitgebracht over het voorstel van wet tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en de Wet griffierechten burgerlijke zaken in verband met de invoering van kostendekkende griffierechten. Het wetsvoorstel strekt tot een zodanige verhoging van griffierechten dat de rechtspraak in civiele zaken en bestuurszaken niet meer grotendeels uit de algemene middelen wordt bekostigd, maar voor rekening komt van de burgers die hiervan gebruik maken. Dit wordt wenselijk geacht, zowel vanuit de gedachte van de eigen verantwoordelijkheid van de rechtzoekende als vanwege het streven om de overheidsfinanciën op orde te brengen. De minister heeft het advies op 1 november 2011 openbaar gemaakt.
Functie van de rechtspraak
De Afdeling advisering merkt op dat rechtspraak een collectief goed is met een bijzondere in de Grondwet verankerde functie en waarde ten dienste van de rechtsgemeenschap als geheel. Het is daarom gerechtvaardigd dat de rechtspraak voor het grootste deel door de gehele rechtsgemeenschap wordt betaald. Het uitgangspunt van een kostendekkend stelsel van griffierechten leidt ertoe dat gebruikers van de rechtspraak een groter deel van de kosten van de procedures moeten gaan betalen. Dit doet afbreuk aan het karakter van rechtspraak als collectief goed. Het in stand houden van een kwalitatief goed rechterlijk apparaat is van belang voor de hele samenleving en daarom behoort volgens de Afdeling advisering een financiële benadering van het gebruik van rechtspraak niet voorop te staan. Zij adviseert daarom het uitgangspunt om de kosten van de rechtspraak als geheel voor rekening te laten komen van die burgers die daarvan gebruik maken te heroverwegen.
Toegang tot de rechter
Daarnaast wijst de Afdeling advisering er in het advies op dat de toegang tot de rechter niet onbeperkt hoeft te zijn, maar dat beperkingen van dit recht een legitiem doel moeten hebben, proportioneel moeten zijn en niet mogen leiden tot een feitelijk illusoir recht op toegang. De Afdeling advisering stelt de vraag of de in het voorstel opgenomen substantiële verhogingen nog wel een toelaatbare inbreuk vormen op de toegang tot de rechter. Op dit punt acht de Afdeling advisering de motivering van het voorstel onvoldoende. Tevens merkt zij op dat er, in tegenstelling tot hetgeen vermeld wordt in de toelichting, in alle gevallen een hardheidsclausule aanwezig is. De rechter dient immers in iedere individuele zaak te toetsen of het geheven griffiegeld geen strijd oplevert met het recht op toegang tot de rechter in het licht van artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en artikel 47 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie.
Bestuurlijke sancties
De Afdeling advisering maakt tevens een opmerking over bestuurlijke sancties en het onderscheid dat in het voorstel gemaakt wordt tussen zaken waarin deze sancties aan de orde zijn en zaken waar het gaat om strafrechtelijke sancties. De Afdeling advisering meent dat er materieel geen verschil bestaat tussen deze gevallen en dat om die reden in zaken waar bestuurlijke sancties aan de orde zijn ook geen griffierechten geheven dienen te worden. Daarnaast wijst de Afdeling advisering op enkele problemen die ontstaan bij de regeling van griffierechten voor de verweerder in het bestuursrecht, de financiële gevolgen van het voorstel en enkele uitvoeringsaspecten. Ten slotte adviseert de Afdeling advisering om het voorstel anders vorm te geven.
Conclusie
Vanwege de kritische opmerkingen die in het advies zijn gemaakt, is de Afdeling advisering van oordeel dat over het wetsvoorstel in deze vorm niet positief kan worden geadviseerd. Zij adviseert het voorstel daarom niet in deze vorm bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal in te dienen.
Lees hier de volledige tekst van het advies en het nader rapport.